Gemeentelijke herindeling schaadt lokale en nationale democratie

Gemeentelijke herindelingen verlagen de opkomst bij gemeenteraads- èn Tweede
Kamerverkiezingen. Dit effect is structureel: vijf verkiezingen na herindeling is het effect nog niet
verminderd.

Na herindeling zijn er in een gemeente meer mensen die mogen stemmen. De invloed van een
enkele stem wordt daardoor kleiner. Maar dit kan de uitkomsten niet verklaren, want de opkomst
daalt niet sterker naarmate er bij een herindeling meer gemeenten betrokken zijn. Twee andere
theorieën kunnen dat wel. De eerste voorspelt dat de sociale norm om te stemmen verzwakt
naarmate gemeenten groter worden - ook voor verkiezingen voor andere bestuurslagen zoals de
Tweede Kamer. De tweede voorspelt dat de toegenomen afstand tussen burgers en politiek de
opkomst bij gemeenteraadsverkiezingen verlaagt. De uitkomsten ondersteunen beide theorieën.

Dit geeft aanknopingspunten voor beleidsmakers. Ten eerste moeten herindelingen niet alleen
economisch maar ook vanuit sociaal oogpunt kloppen. Zo wordt voorkomen dat herindelingen lokale
gemeenschappen, en de bijbehorende normen, teveel verstoren. Ook zullen herindelingsgemeenten
zich moeten inzetten voor het verkleinen van de afstand tussen burgers en politiek. Bijvoorbeeld
middels dorpsraden, en het actief betrekken van inwoners uit alle delen van de gemeente. Dit
gebeurt echter vaak al, en het is de vraag hoeveel winst hier nog te behalen valt.

De meer fundamentele vraag is of herindelingen, en de decentralisaties die daarvoor een drijvende
kracht vormen, wel zo wenselijk zijn. Als het doel van decentralisaties meer lokaal maatwerk is, maar
het resultaat grotere gemeenten met minder democratische participatie is, wat levert dit dan op?

Lees hier het artikel op Me Judice. Het volledige onderzoek (engelstalig) is hier te vinden.

8 maart 2021

Gemeentelijke woonlasten stijgen fors sterker dan inflatie

De gemeentelijke woonlasten stijgen dit jaar aanzienlijk sterker dan de inflatie. Huurders betalen 8,0 procent meer, eigenaar-bewoners 6,2 procent. De afvalstoffenheffing stijgt met 9,1 procent het sterkst, gevolgd door de ozb (5,2 procent). Dit blijkt uit het rapport Kerngegevens Belastingen Grote Gemeenten 2021 dat vandaag verschijnt. COELO onderzocht voor dit jaarlijkse overzicht de tarieven van 40 grote gemeenten, waar 41 procent van de Nederlandse bevolking woont.

Het volledige rapport, met cijfers over alle afzonderlijke grote gemeenten, vindt u hier en het persbericht vindt u hier.

Voor vragen kunt u bellen met Corine Hoeben 050-3633766

11 januari 2021

Helft gemeenten maximeert lokale lastenstijging, maar daar merkt de burger weinig van

Gemeenten beslissen zelf of ze extra belastinggeld ophalen om bijvoorbeeld een zwembad of bibliotheek open te kunnen houden. Veel collegeakkoorden sluiten deze mogelijkheid echter bij voorbaat uit: zij leggen vast dat de lastenstijging beperkt blijft tot een inflatiecorrectie. Toch stijgen de lasten in deze gemeenten niet minder dan in andere gemeenten. Dit blijkt uit onderzoek van COELO op basis van collegeakkoorden in de periode 2010-2018.


In een kwart van de collegeakkoorden staat dat de onroerendezaakbelasting (ozb) hooguit met het inflatiepercentage omhoog mag. Eén derde beperkt op dezelfde manier de stijging van de woonlasten (ozb + rioolheffing + afvalstoffenheffing). Sommige gemeenten beperken zowel de ozb als de woonlasten. In totaal beperkt 52 procent van de coalitieakkoorden op enige manier de lastenstijging. Dit komt in 2010, 2014 en 2018 ongeveer even vaak voor.


De meeste gemeenten met een woonlastenplafond houden zich hieraan. Toch hebben dergelijke plafonds geen merkbaar effect op de lastenontwikkeling. In de eerste plaats komt dit doordat de woonlasten in gemeenten zonder woonlastenplafond vaak ook niet meer dan met het inflatiepercentage stijgen. Verder zijn er nog aardig wat gemeenten die zich niet aan hun eigen woonlastenplafond houden. Of een gemeente een woonlastenplafond heeft maakt voor de lokale lasten dus weinig uit.


Ook is onderzocht of lastenplafonds ertoe leiden dat andere belastingen, die niet onder het plafond vallen, sterker worden verhoogd. Dat blijkt niet zo te zijn: een woonlastenplafond leidt niet tot een sterkere stijging van de toeristen- of de precariobelasting.


Lastenplafonds leiden dus niet tot een merkbaar ander belastingbeleid. Aan de ene kant is dit positief, omdat coalities kennelijk beleidsvrijheid houden om hun belastingen aan te passen aan veranderende omstandigheden en voorkeuren. Dit is goed voor de publieke welvaart. Aan de andere kant kan het vertrouwen van burgers in de lokale democratie afnemen wanneer beloftes uit coalitieakkoorden worden geschonden.


Dit onderzoek is bekostigd door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.


Het onderzoeksrapport is hier te downloaden.

 

7 januari 2021