Voorkomen begrotingsproblemen gemeenten vergt uitgekiend beleid

In de economische theorie is de consensus dat gemeenten in nood niet moeten worden gered door ze extra geld te geven, omdat dit wanbeleid zou stimuleren. Maarten Allers en Joes de Natris onderzochten of dit in de praktijk ook zo is. Wat blijkt? Een no-bailoutbeleid is niet voldoende en ook niet noodzakelijk voor verantwoord gemeentelijk begrotingsbeleid. Wat wel werkt is voldoende financiële ondersteuning, begrotingsregels, toezicht, tijdige interventie, en ‘straf’ bij een bailout.

De onderzoeksuitkomsten bevatten een duidelijke waarschuwing voor Nederland. Een belangrijke succesfactor van het beleid, voldoende financiële middelen voor alle gemeenten, lijkt de laatste jaren te zijn losgelaten. Bij de decentralisaties in het sociale domein zijn bijvoorbeeld grote bezuinigingen opgelegd. Veel gemeenten zijn nu door hun bezuinigingsmogelijkheden en hun reserves heen en begroten, tegen de regels in, tekorten.

Dit doet sterk denken aan de toestand in verschillende Duitse deelstaten, waar gemeenten ook taken kregen opgelegd met te weinig middelen om ze uit te voeren. Bailouts werden in dat land, naar buiten toe een toonbeeld van financiële discipline, endemisch. Dat was in Nederland vroeger trouwens ook zo. Als we daar niet naar terug willen, zullen gemeenten meer middelen moeten krijgen. Via hogere rijksuitkeringen of de mogelijkheid om zelf meer belasting te heffen.

Lees hier het samenvattende artikel in Me Judice. Lees hier het volledige hoofdstuk (Engelstalig) dat is verschenen in dit boek.

19 mei 2021

Dag van de financiële verhoudingen 2021

COELO-directeur Maarten Allers was een van de sprekers op de Dag van de financiële verhoudingen, die dit jaar online plaatsvond. Hij gaf zijn reactie op het advies Rust, reinheid en regelmaat. Evenwicht in de bestuurlijk-financiële verhoudingen van de Raad voor het openbaar bestuur. U kunt dit symposium hier terugkijken.

22 april 2021

Woningmarktmodel CPB ongeschikt voor beoordelen beleid

Met het woningmarktmodel van het Centraal Planbureau worden de effecten geschat van beleidsplannen op bijvoorbeeld huren, nieuwbouw en welvaart. Het wordt onder meer gebruikt bij kabinetsformaties. Door verschillende beperkingen is dit model echter niet geschikt voor analyses van plannen voor de huurmarkt.

Vooronderstellingen in het model zijn onvoldoende onderbouwd en in het verleden onjuist gebleken, het model abstraheert van verschillende cruciale institutionele factoren, en wat als welvaartseffecten wordt gepresenteerd zegt niets over de wenselijkheid van de geanalyseerde beleidsopties.

Waar het gaat om de manier waarop woningcorporaties zullen reageren op beleidsvoorstellen als het verlagen van de verhuurderheffing is het belangrijk om te weten dat dergelijke gedragsreacties als vooronderstellingen in het model zijn opgenomen. Ze volgen niet uit het model. Het is dus niet juist om ze als uitkomsten te interpreteren. Maar zo worden ze wel gepresenteerd.

Om inzicht te bieden in het effect van beleidsvoorstellen gericht op vergroting van het woningaanbod is het model ook niet geschikt. Dat komt doordat het veronderstelt dat het woningaanbod uitsluitend toeneemt als de woningprijzen stijgen. De belangrijke rol van woningcorporaties bij het ontwikkelen van woningen wordt in het model genegeerd.

Ten slotte is het onduidelijk wat door het CPB gepresenteerde welvaartseffecten zeggen over de wenselijkheid van beleidsvoorstellen. Bij het bepalen van welvaartseffecten wordt gedaan alsof wonen geen bemoeigoed is zoals bijvoorbeeld ook onderwijs, maar een gewoon goed zoals een skivakantie. Subsidiëring leidt dan altijd tot overconsumptie en dus tot welvaartsverlies. Subsidiëring van bemoeigoederen kan daarentegen welvaartsverhogend zijn. Daarnaast wordt genegeerd dat negatieve effecten voor de inkomensverdeling slechts ten dele kunnen worden gerepareerd en dat aan die reparatie kosten verbonden zijn.

Dit onderzoek is uitgevoerd door Maarten Allers (COELO) en Johan Conijn (Finance Ideas) in opdracht van Aedes.

Het volledige rapport is hier te lezen. Lees hier het artikel in ESB.

21 april 2021

Complexiteit zorgt voor langere formaties en langere akkoorden in gemeenten

Na de gemeenteraadsverkiezingen van 2018 duurde het veel langer om colleges te formeren dan na die van 2014 (gemiddeld 64 in plaats van 49 dagen). Bovendien waren de collegeakkoorden in 2018 veel uitgebreider (40.000 in plaats van 34.000 letters en cijfers). Het is kennelijk lastiger geworden om in gemeenten politieke besluiten te nemen. Samen met het Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen onderzocht COELO mogelijke verklaringen hiervoor.

Dat de in 2018 gesloten akkoorden zoveel omvangrijker zijn hangt vooral samen met de recente overdracht van taken in het sociale domein naar gemeenten. Verder blijken collegeakkoorden langer te zijn naarmate de raad meer versplinterd is, gemeenten groter zijn en zittende collegepartijen bij de verkiezingen meer raadszetels behalen.

Waarom de formaties in 2018 zoveel langer duurden dan in 2014 is moeilijker te verklaren. Formaties duren langer naarmate de raad meer versplinterd is, gemeenten groter zijn, er na verkiezingen meer nieuwe raadsleden aantreden en anti-elitaire partijen meer raadsleden hebben. Toch verklaren deze factoren samen maar een klein deel van de langere formatieduur in 2018.

Grotere gemeenten en nieuwe taken maken de politiek complexer. Dit lijkt zich steeds moeilijker te verhouden tot een lekenbestuur van deeltijdpolitici. Als de landelijke politiek kiest voor grotere gemeenten of het overdragen van complexe bestuurlijke taken aan gemeenten, zullen gemeenteraadsleden ook in staat gesteld moeten worden om die verantwoordelijkheid te dragen. Bijvoorbeeld door meer tijd te krijgen voor hun werk als raadslid. Als de politiek blijft vasthouden aan het lekenbestuur op lokaal niveau dan moeten we oppassen om nog meer taken te decentraliseren of om gemeenten nog groter te maken.

Dit onderzoek werd gesubsidieerd door het ministerie van BZK.

Het volledige rapport is hier te vinden.

16 maart 2021

Atlas van de lokale lasten 2021

Een huishouden met een eigen woning betaalt dit jaar gemiddeld 1.361 euro, 3,9 procent meer dan vorig jaar. Daarvan gaat 811 euro naar de gemeente, 188 euro naar de provincie en 362 euro naar het waterschap. De lasten variëren van 1.042 euro in Tilburg tot 2.148 euro in Bloemendaal.

Huurders betalen gemiddeld 873 euro: 411 euro aan de gemeente, 188 euro aan de provincie en 275 euro aan het waterschap. Nijmegen is het goedkoopst (528 euro) en Pijnacker-Nootdorp het duurst (1.213 euro). De woonlasten voor huurders zijn lager omdat zij geen onroerendezaakbelasting betalen aan de gemeente en geen heffing gebouwd aan het waterschap. In een deel van de gemeenten betalen zij ook geen rioolheffing.

Dit blijkt uit de Atlas van de Lokale Lasten die vandaag verschijnt.

 

Met de Lokale Lasten Calculator kunt u zelf uw woonlasten berekenen.

 

De Atlas van de lokale lasten kan hier worden besteld en hier worden gedownload. Het persbericht vindt u hier. U kunt ook de tarieven per gemeente, provincie of waterschap bekijken.

 

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Corine Hoeben, 050-3633766

15 maart 2021