Benchmark: vergelijking gemeentelijke woonlasten per provincie 2025

Achtergrond

Het vaststellen van de tarieven van de gemeentelijke belastingen en heffingen is een taak van de gemeenteraad. Voor de afvalstoffenheffing en rioolheffing geldt dat de begrote opbrengst niet hoger mag zijn dan de begrote kosten ter zake. Er is daarmee een maximum aan de hoogte van de tarieven. De tarieven mogen echter wel lager dan kostendekkend worden vastgesteld. Dit betekent dat een deel van de kosten van afvalinzameling en –verwerking of gemeentelijk waterbeheer wordt gedekt uit de algemene middelen (bijvoorbeeld ozb).

Elke afzonderlijke gemeente is vrij om zelf de hoogte van de ozb-tarieven te bepalen. In 2006 en in 2007 golden hiervoor beperkingen, maar die zijn in 2008 weer opgeheven. Toen is wel een zogeheten macronorm ingevoerd. Die stelde een bovengrens aan de totale stijging van de ozb-opbrengst van alle gemeenten tezamen. De beperking gold dus voor de landelijke opbrengst, in individuele gemeenten mocht de ozb-opbrengst wel sterker stijgen. De macronorm was niet wettelijk vastgelegd, maar volgde uit een bestuurlijke afspraak tussen de rijksoverheid en de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG).

In 2014 is de macronorm geëvalueerd. De conclusie was dat de macronorm geen effectief instrument is om de lastenontwikkeling te beheersen. De werkgroep adviseerde om de macronorm af te schaffen.[i] Sinds 2020 is de macronorm vervangen door deze benchmark. De benchmark beoogt door een betere vergelijkbaarheid de informatievoorziening over de ontwikkeling van de lokale lasten te verbeteren. De benchmark vergelijkt voor alle gemeenten binnen een provincie de hoogte van de woonlasten voor meerpersoonshuishoudens met een koopwoning. Ook is een figuur opgenomen waarin de hoogte van de woonlasten van twee groepen grote gemeenten, de G40 en de G4, wordt vergeleken. De woonlasten zijn de som van de gemiddeld betaalde ozb, de afvalstoffenheffing en de rioolheffing minus een eventuele heffingskorting.

Leeswijzer bij de figuren

U vindt hier voor iedere provincie en voor de G40 en G4 een figuur. In het bovenste deel van de figuur is de mutatie van de woonlasten van 2024 op 2025 weergegeven. In de onderste figuur staat de hoogte van de woonlasten in 2025. Hierbij is ieder balkje opgesplitst in het bedrag dat gemiddeld wordt betaald voor onroerendezaakbelasting, rioolheffing en afvalstoffenheffing. De doorgetrokken rode lijn geeft in beide onderdelen het landelijke gemiddelde weer, de gestippelde rode lijn het provinciale gemiddelde.

Er vinden bijna jaarlijks herindelingen van gemeenten plaats. Gemeenten mogen tot twee jaar na een herindeling afzonderlijke tarieven hanteren in de voormalige gemeenten. In de figuren worden in die gevallen de woonlasten per voormalige gemeente weergegeven. Voorne aan Zee is bijvoorbeeld in 2023 ontstaan door een samenvoeging van Brielle, Hellevoetsluis en Westvoorne. In de figuur zijn de drie voormalige gemeenten weergegeven als Voorne aan Zee/Brielle, Voorne aan Zee/Hellevoetsluis en Voorne aan Zee/Westvoorne.

De figuren bieden de mogelijkheid om de gemeenten op verschillende punten te vergelijken. Allereerst geeft de positie op de x-as (hoe ver naar rechts staat de gemeente?) informatie over de hoogte van de gemeentelijke woonlasten in vergelijking met die van de andere gemeenten in de provincie. De horizontale rode lijnen laten zien in hoeverre de gemeentelijke woonlasten en de mutatie afwijken van het gemiddelde in Nederland (doorgetrokken rode lijn) en de provincie (gestippelde rode lijn).

Verder kan binnen iedere provincie de hoogte van de ozb (lichtblauwe balkje), afvalstoffenheffing (middelblauwe balkje) en rioolheffing (donkerblauwe balkje) worden vergeleken. In de provincie Gelderland is bij Nijmegen het middelblauwe deel van de balk bijvoorbeeld klein in vergelijking met dat bij de andere gemeenten en dat van de ozb (lichtblauw) groot. Dat komt doordat Nijmegen maar een klein deel van de kosten van afvalinzameling en –verwerking dekt uit de opbrengsten van de afvalstoffenheffing en een groot deel uit de ozb-opbrengst.

Vier gemeenten geven een korting op de totale aanslag (heffingskorting). De hoogte van de heffingskorting wordt weergegeven met een oranje balkje. Het bedrag van de heffingskorting is verrekend met de gemiddeld betaalde ozb, de afvalstoffenheffing en de rioolheffing in de betreffende gemeenten door het gekorte bedrag te delen door drie en dit in mindering te brengen op de drie betaalde bedragen.

 

Benchmark Groningen

Benchmark Fryslân

Benchmark Drenthe

Benchmark Overijssel

Benchmark Gelderland

Benchmark Utrecht

Benchmark Noord-Holland

Benchmark Zuid-Holland

Benchmark Zeeland

Benchmark Noord-Brabant

Benchmark Limburg

Benchmark Flevoland

Benchmark G40 en G4

 

Naar rangnummers gemeenten

Naar algemeen overzicht


[i] Werkgroep Evaluatie systematiek macronorm onroerendezaakbelasting (2014), Evaluatie systematiek macronorm onroerendezaakbelasting 2014, Den Haag.

Benchmark woonlasten Groningen 2025

 


 

Naar algemene tekst benchmarks

Benchmark woonlasten Fryslan 2025

 

Naar algemene tekst benchmarks

Benchmark woonlasten Drenthe 2025

Naar algemene tekst benchmarks

Benchmark woonlasten Overijssel 2025

Naar algemene tekst benchmarks

Benchmark woonlasten Gelderland 2025

Naar algemene tekst benchmarks

Benchmark woonlasten Utrecht 2025

 

Naar algemene tekst benchmarks

Benchmark woonlasten Noord-Holland 2025

Naar algemene tekst benchmarks

Benchmark woonlasten Zuid-Holland 2025

Naar algemene tekst benchmarks

Benchmark woonlasten Zeeland 2025

Naar algemene tekst benchmarks

Benchmark woonlasten Noord-Brabant 2025

Naar algemene tekst benchmarks

Benchmark woonlasten Limburg 2025

Naar algemene tekst benchmarks

Benchmark woonlasten Flevoland 2025

 

 

Naar algemene tekst benchmarks

Benchmark woonlasten G40 en G4 gemeenten 2025

Naar algemene tekst benchmarks