Provincies

Provinciale belastingen

De enige echte belastingen die provincies heffen zijn de opcenten op de motorrijtuigenbelasting. De opcenten zijn echte belastingen in de zin dat de opbrengst naar de algemene middelen vloeit. Deze is dus zeker niet alleen bedoeld voor het onderhoud van wegen, zoals zou kunnen worden gedacht.

De motorrijtuigenbelasting wordt geheven door de rijksoverheid. Het te betalen bedrag is onder andere afhankelijk van het soort voertuig (bijvoorbeeld auto of motor), het soort brandstof (diesel is duurder) en het gewicht.

Bovenop het bedrag aan motorrijtuigenbelasting komen de opcenten. Dit is een percentage van de hoofdsom van de motorrijtuigenbelasting, zoals die gold per 1 april 1995. Als het Rijk de motorrijtuigenbelasting verhoogt, verandert de provinciale belastingopbrengst dus niet. Opcenten worden opgelegd aan in de provincie gevestigde houders van personenauto’s en motorrijwielen. Voor bestelauto’s, vrachtauto’s en bussen zijn geen opcenten verschuldigd.

Voor het aantal door de provincie te heffen opcenten geldt een maximum. Dit maximum wordt jaarlijks geactualiseerd via een inflatiecorrectie. Het maximale aantal opcenten bedraagt dit jaar 116,8 procent. De feitelijke opcenten variëren dit jaar van 67,9 tot 93,3 procent.

Opbrengstgroei

Figuur 14 laat zien dat de totale opbrengst uit de opcenten op de motorrijtuigenbelasting de afgelopen jaren vaak sneller toenam dan het aantal opcenten zelf. Deels komt dat doordat het aantal voertuigen toenam. Daarnaast werden auto’s gemiddeld ook steeds zwaarder, zoals figuur 15 laat zien. Hoe zwaarder, hoe hoger de belasting.

Gemeenten stellen hun ozb-tarieven doorgaans neerwaarts bij aan de hand van de waardeontwikkeling van onroerende zaken. Provincies lijken hun tarieven niet te corrigeren voor de ontwikkeling van hun belastinggrondslag. Dat is moeilijk te verklaren op inhoudelijke gronden, aangezien het niet voor de hand ligt dat het aantal en het gewicht van motorvoertuigen één op één doorwerken in de middelen die provincies nodig hebben om hun taken te vervullen. Die taken omvatten immers veel meer dan wegenbeheer.

Figuur 14 laat zien dat in 2013 de opbrengst minder steeg dan het tarief. In dat jaar hoefde voor zeer zuinige auto’s geen motorrijtuigenbelasting te worden betaald. In 2014 is deze vrijstelling alweer vervallen. Ook in 2020 is de stijging van de opbrengst met 1,0 procent lager dan de stijging van het tarief (1,1 procent). Het aantal personenauto’s neemt nog steeds toe en de gemiddelde auto wordt nog steeds zwaarder, maar het aandeel dieselauto’s (waarvoor een hoger bedrag wordt betaald) daalde, zie figuur 15. Het aantal elektrische auto’s stijgt daarentegen gestaag. Voor elektrische auto’s wordt geen motorrijtuigenbelasting betaalt en provincies kunnen op deze auto’s daarom ook geen opcenten heffen. In 2021 stijgt de (begrote) opbrengst uit de opcenten uit de motorrijtuigenbelasting (2,5 procent) weer harder dan het tarief (0,7 procent).

Figuur 14

 

Figuur 15

Belasting is belangrijk

Het is belangrijk dat provincies naast de algemene uitkering uit het provinciefonds een eigen belasting hebben. Die belasting zou alleen wel zichtbaarder moeten zijn dan de bestaande opcenten. Een zichtbare belasting, zoals een ingezetenenbelasting, zet een rem op ongebreidelde uitgavengroei. Wanneer nieuw beleid moet worden bekostigd door de belasting te verhogen zullen bestuurders scherper moeten afwegen of de baten van dat beleid de kosten wel overtreffen.[i] Bij geld dat vrijwel ongemerkt binnenstroomt is dat minder het geval, zoals de Raad voor de financiële verhoudingen al constateerde.[ii] Ook kunnen met behulp van het eigen belastinggebied onvolkomenheden in de verdeelsystematiek van het provinciefonds worden opgevangen.


[i] Zie M.A. Allers (2010), Moeten provincies belasting heffen?, Tijdschrift voor Openbare Financiën, jaargang 42, nr. 1, blz. 12-19.

[ii] Raad voor de financiële verhoudingen (2009), Naar een herijking van de financiële verhouding tussen Rijk en provincies, Rfv, Den Haag.

65 Mutatie opcenten op de motorrijtuigenbelasting

Uitgangspunten

Bij het maken van kaart 64 en 65 zijn we uitgegaan van een personenauto van circa 1.250 kilo (bijvoorbeeld een Volkswagen Golf) die rijdt op benzine.

Verandering beperkt

7 provincies veranderen het aantal opcenten niet, bij de andere provincies is de mutatie beperkt. De grootste stijging van het bedrag aan opcenten vindt plaats in Gelderland (2,6 procent; 5,29 euro). De opcenten dalen in geen enkele provincie.