De tariefoverzichten op voorgaande pagina's beperken zich tot één van de decentrale overheidslagen. We geven in de volgende kaarten ook een beeld wat in totaal wordt betaald aan gemeente, provincie en waterschap.
Zo n totaalbeeld is de som van de bedragen die huishoudens jaarlijks aan de verschillende decentrale overheidslagen moeten betalen, puur omdat zij ergens wonen en een auto bezitten. Een dergelijk totaalbeeld schetsen blijkt echter complex. Simpelweg sommeren blijkt niet mogelijk. Dat komt door de waterschappen.
Allereerst vallen waterschapsgrenzen niet altijd samen met grenzen van provincies en gemeenten. Binnen circa 60 gemeenten zijn twee, soms zelfs drie waterschappen actief en betalen huishoudens dus verschillende tarieven afhankelijk van waar zij precies wonen. In deze gevallen kan per gemeente wel een (naar inwonertal) gewogen tarief worden berekend.
Een tweede complicatie is dat waterschappen tarieven voor eigenaren van gebouwen en grond kunnen differentiëren. Het tarief hangt af van de ligging binnen het waterschap. Voor 2009 was dit zelfs verplicht als het belang dat eigenaren bij het waterschapswerk hebben van plek tot plek verschilde. Ieder waterschap stelde hierbij zelf de mate van differentiatie vast. Dit kon er toe leiden dat belastingbetalers in lager gelegen gebied meer betaalden, omdat het waterschap voor hen wel en voor de rest van het gebied geen water weg hoefde te pompen. Sinds de wet Modernisering Waterschapsbestel (2009) is tariefdifferentiatie niet langer verplicht en is wettelijk vastgelegd wanneer tariefdifferentiatie kan worden toegepast en wat de maximale differentiatie is. In 2016 passen 10 waterschappen (45 procent) tariefdifferentiatie toe voor eigenaren van gebouwen. In alle gevallen betalen huiseigenaren in buitendijksgebied een lager tarief dan eigenaren in de rest van het gebied. In deze gevallen kan een gewogen gemiddelde tarief worden berekend.
Kaarten 79 tot en met 82 laten zien welke bedragen huishoudens in totaal betalen aan de gemeente, de provincie en het waterschap en in welke mate dit is veranderd.
Op kaart 79 en 80 worden de totale lasten en de ontwikkeling hiervan weergegeven voor huishoudens met een huurwoning en op kaart 81 en 82 voor eigenaar-bewoners. In beide gevallen gaat het om meerpersoonshuishoudens.
De totale decentrale lasten voor huurders zijn 21,59 euro (2,7 procent) gestegen tot 812 euro. Kaart 79 laat zien dat de totale decentrale lasten voor huishoudens met een huurwoning in Zuid-Holland vaak hoog zijn. In Groningen (met uitzondering van Delfzijl en Appingedam) en in het delen van Limburg en het oosten van Brabant zijn deze laag. De lasten zijn met 485 euro het laagst in De Ronde Venen. Die gemeente keert dit jaar een korting uit van 181 euro op de gemeentelijke belastingaanslag, waardoor de gemeentelijke lasten dit jaar bijzonder laag zijn. (kaart 32). De waterschapslasten (de gemeente maakt deel uit van Amstel, Gooi en Vecht) zijn niet opvallend laag. Huishoudens betalen in 2019 162 euro voor de zuiveringsheffing (kaart 63) en 113 euro voor de ingezetenenheffing (kaart 71).
De lasten voor huurders zijn het hoogst in Midden-Delfland, waar zij 1.157 euro betalen. Midden-Delfland maakt deel uit van Hoogheemraadschap Delfland. Dit waterschap heeft het hoogste tarief voor de zuiveringsheffing (281 euro, zie kaart 63) en een relatief hoog tarief voor de ingezetenenheffing (123 euro, kaart 71). Ook zijn de opcenten op de motorrijtuigenbelasting in Zuid-Holland hoog (kaart 61). Binnen het beheersgebied van Delfland heeft de gemeente dit jaar de hoogste woonlasten voor huurders.