Overzicht Atlas lokale lasten 2023
In Nederland hebben we een afzonderlijke bestuurslaag voor het waterbeheer: de waterschappen (ook wel wetterskip en hoogheemraadschap). Hun grenzen vallen niet altijd samen met gemeente- of provinciegrenzen, doordat ze samenhangen met waterstaatkundige eenheden. Waterschappen zorgen voor het keren van zee- en rivierwater, regelen het waterpeil, zorgen voor de kwaliteit van het oppervlaktewater en zijn belast met afvalwaterzuivering. Enkele waterschappen beheren daarnaast een deel van het wegennet.
De afgelopen decennia nam het aantal waterschappen gestaag af. In 1995 waren er 89 waterschappen, sinds 2015 zijn er nog 21.
De waterschappen kennen verschillende heffingen om hun taken te bekostigen. Met de watersysteemheffing worden de waterkering (het dijkonderhoud), de waterbeheersing (de waterhoeveelheid in sloten en plassen), het waterkwaliteitsbeheer (kwaliteit van oppervlaktewateren) en in één waterschap (Scheldestromen) het wegenbeheer bekostigd. De overige vier waterschappen met een wegentaak bekostigen het wegenonderhoud via een afzonderlijke wegenheffing. Met de zuiveringsheffing wordt de afvalwaterzuivering bekostigd. Al deze belastingen worden opgelegd op basis van de Waterschapswet.
Op basis van de Waterwet (artikel 7.2) kunnen waterschappen daarnaast een verontreinigingsheffing opleggen aan ‘directe lozers’; woningen of bedrijven die rechtstreeks lozen op het oppervlaktewater. Het tarief en tariefsysteem zijn gelijk aan die bij de zuiveringsheffing. Omdat de opbrengst uit de verontreinigingsheffing gering is (in 2023 circa 10 miljoen euro), blijft deze heffing verder buiten beschouwing.
De tarieven van de watersysteemheffing en de wegenheffing komen tot stand door de kosten die waterschappen maken voor het watersysteem (onder meer het regelen van het waterpeil, het dijkonderhoud en de kwaliteit van het oppervlaktewater) en voor het wegenonderhoud om te slaan over belanghebbenden. Dit zijn huishoudens (‘ingezetenen’), eigenaren van cultuurgrond (‘ongebouwd’), eigenaren van natuurterreinen (‘natuur’) en eigenaren van gebouwen (‘gebouwd’).
De kosten worden omgeslagen op basis van het uitgangspunt dat de mate van belang bepalend is voor het aandeel in de kosten. In de Waterschapswet is vastgelegd op welke wijze moet worden bepaald hoe groot het belang is van elke categorie. Allereerst wordt het aandeel van ingezetenen bepaald. Dit gebeurt op basis van de bevolkingsdichtheid in het waterschapsgebied. Het aandeel van de overige categorieën wordt vervolgens vastgesteld op basis van hun aandeel in de economische waarde van gebouwen (woz-waarde) en grond. De berekende percentages worden vastgelegd in een kostentoedelingsverordening.
Logischerwijs zou verwacht mogen worden dat in waterschappen waar het belang en daarmee het kostenaandeel van ingezetenen groter is, het belang en kostenaandeel van eigenaren van gebouwen ook groter is. Waar veel huishoudens zijn, zijn immers ook veel eigenaren van gebouwen die hun eigendom graag beschermd zien tegen water. Dat komt echter niet tot uitdrukking in de kostentoedeling. Figuur 16 zet het kostenaandeel van ingezetenen af tegen het kostenaandeel van eigenaren van gebouwen. De rode lijn laat zien dat er een negatief verband is: hoe hoger het kostenaandeel van ingezetenen, hoe lager het kostenaandeel van gebouwd.[i] Dit komt door de gevolgde methode om kosten toe te delen. Hier is dus sprake van een weeffout in de Waterschapswet.
Figuur 15 Verband tussen kostenaandeel van ingezetenen en van gebouwd
De Waterschapswet legt niet alleen een verband tussen belang en betaling, maar ook tussen belang en zeggenschap. Dit uitgangspunt staat bekend als de trits ‘belang, betaling, zeggenschap’. Het is echter in de praktijk niet zo dat wie meer betaalt ook meer te zeggen krijgt. In de huidige Waterschapswet worden voor betaling namelijk andere belangencategorieën onderscheiden dan voor zeggenschap. Voor betaling zijn dit ingezetenen, gebouwd, ongebouwd en natuur. Voor zeggenschap zijn dit ingezetenen, bedrijven, ongebouwd en natuur. Huiseigenaren hebben dus geen afzonderlijke vertegenwoordiging in het waterschapsbestuur. De wetgever is ervan uitgegaan dat hun belangen worden behartigd door de vertegenwoordigers van de ingezetenen. Huiseigenaren betalen echter wel het grootste aandeel in de kosten.
De OECD heeft in 2014 onderzoek gedaan naar het Nederlandse waterbeheer. Daarbij is onder meer de financiering tegen het licht gehouden. De conclusie was dat het waterbeheer in Nederland goed is geregeld en dat de financiering robuust is, maar dat op lange termijn verbeteringen nodig zijn.[ii]
Er ligt nu mede naar aanleiding van het OECD-onderzoek een voorstel tot aanpassing van onder meer de Waterschapswet. Het voorstel wordt naar verwachting in de eerste helft van 2023 naar de Raad van State gestuurd. Voor huishoudens zijn onder meer de volgende wijzigingsvoorstellen relevant:
De kosten van waterbeheer verschillen in Nederland. In de laaggelegen delen van het land moet bijvoorbeeld veel meer worden gedaan om droge voeten te houden dan in delen van het land die niet onder zeeniveau liggen. De kostenverschillen van gemeenten en provincies worden (deels) gecompenseerd doordat deze overheidslagen een verevenende algemene uitkering ontvangen (uit het gemeentefonds en het provinciefonds). Er bestaat echter geen waterschapsfonds dat kostenverschillen tussen waterschappen verevent. Waterschappen dekken hun kosten grotendeels met opbrengsten uit waterschapsheffingen. Hogere kosten betekenen dus ook hogere tarieven.
In deze atlas geven we de tarieven weer voor de zuiveringsheffing, en het bedrag dat ingezetenen en huiseigenaren betalen voor de watersysteemheffing en de wegenheffing tezamen. Waterschappen kunnen het tarief van de heffing gebouwd binnen hun beheersgebied differentiëren. In die gevallen wordt hier het gewogen gemiddelde gehanteerd, gewogen naar de totale waarde van het onroerend goed. Op de kaarten zijn, om de oriëntatie te vergemakkelijken, ook de gemeentegrenzen ingetekend (dunne zwarte lijnen).
[i] De correlatiecoëfficiënt is 69 procent. Het verband is significant (t=-4,1). Als het kostenaandeel van ingezetenen 1 procentpunt hoger is, dan is het kostenaandeel van gebouwd 1,2 procentpunt lager.
[ii] OECD, 2014, Water Governance in the Netherlands: Fit for the future?, OECS Studies on Water, OECD publishing.
[iii] De kostenaandelen worden in een eerste stap bepaald via een formule. Voor natuurterreinen is dit 0,0000224*(aantal hectare natuurterrein per 1000 inwoners0,1938609), voor ongebouwd 0,0030799*(aantal hectare ongebouwde grond per 1000 inwoners0,7349953).
[iv] Zie het onderdeel De ontwikkeling van ozb-tarieven .
In dit tabblad vindt u alle kaarten met betrekking tot de zuiveringsheffing en een beschrijving.
De legenda staat niet standaard in beeld. Deze kunt u zien door linksboven op “>>”te klikken. Links bovenin staan ook de knoppen waarmee u kunt in- en uitzoomen. Als u op een gemeente klikt verschijnt een pop-up met de gemeentenaam en de voor die gemeente geldende waarde (bijvoorbeeld het bedrag, de hoogte van de mutatie of het tariefsysteem) voor de betreffende kaart.
De uitgangpunten en berekeningswijzen staan beschreven in de verantwoording.
Indien u geïnteresseerd bent in een berekening van de lasten voor een specifiek huishouden in een specifieke gemeente, kan dit via de Lokale lasten calculator.
In dit tabblad vindt u alle kaarten met betrekking tot de watersysteem- en wegenheffing en een beschrijving.
De legenda staat niet standaard in beeld. Deze kunt u zien door linksboven op “>>”te klikken. Links bovenin staan ook de knoppen waarmee u kunt in- en uitzoomen. Als u op een gemeente klikt verschijnt een pop-up met de gemeentenaam en de voor die gemeente geldende waarde (bijvoorbeeld het bedrag, de hoogte van de mutatie of het tariefsysteem) voor de betreffende kaart.
De uitgangpunten en berekeningswijzen staan beschreven in de verantwoording.
Indien u geïnteresseerd bent in een berekening van de lasten voor een specifiek huishouden in een specifieke gemeente, kan dit via de Lokale lasten calculator.
De afzonderlijke tariefontwikkelingen geven een beperkt beeld van de ontwikkeling van de waterschapslasten voor een huishouden. We berekenen daarom ook welke bedragen meerpersoonshuishoudens in totaal betalen aan het waterschap. Het verschil tussen een- en meerpersoonshuishoudens is dat een meerpersoonshuishouden drie keer zoveel betaalt voor de zuiveringsheffing als een eenpersoonshuishouden. Op kaart 70 is weergegeven om welke bedragen het gaat voor huishoudens met een huurhuis.
Huishoudens met een huurwoning betalen het waterschap een zuiveringsheffing en een ingezetenenheffing. Gemiddeld betalen huurders in 2023 304 euro aan het waterschap. Dat is een stijging van 8,3 procent (23,28 euro). De lasten zijn net als in 2022 het hoogst in Delfland (417 euro) en het laagst in De Dommel (219 euro).