Overzicht Atlas lokale lasten 2024

Waterschappen

Inleiding

In Nederland hebben we een afzonderlijke bestuurslaag voor het waterbeheer: de waterschappen (ook wel wetterskip en hoogheemraadschap). Hun grenzen vallen niet altijd samen met gemeente- of provinciegrenzen, doordat ze samenhangen met waterstaatkundige eenheden. Waterschappen zorgen voor het keren van zee- en rivierwater, regelen het waterpeil, zorgen voor de kwaliteit van het oppervlaktewater en zijn belast met afvalwaterzuivering. Enkele waterschappen beheren daarnaast een deel van het wegennet.

De afgelopen decennia nam het aantal waterschappen gestaag af. In 1995 waren er 89 waterschappen, sinds 2015 zijn er nog 21.

De waterschappen kennen verschillende heffingen om hun taken te bekostigen. Met de watersysteemheffing worden de waterkering (het dijkonderhoud), de waterbeheersing (de waterhoeveelheid in sloten en plassen), het waterkwaliteitsbeheer (kwaliteit van oppervlaktewateren) en in één waterschap (Scheldestromen) ook het wegenbeheer bekostigd. De overige vier waterschappen met een wegentaak bekostigen het wegenonderhoud via een afzonderlijke wegenheffing. Met de zuiveringsheffing wordt de afvalwaterzuivering bekostigd. Al deze belastingen worden opgelegd op basis van de Waterschapswet.

Op basis van de Waterwet (artikel 7.2) kunnen waterschappen daarnaast een verontreinigingsheffing opleggen aan ‘directe lozers’; woningen of bedrijven die rechtstreeks lozen op het oppervlaktewater. Het tarief en tariefsysteem zijn gelijk aan die bij de zuiveringsheffing. Omdat de opbrengst uit de verontreinigingsheffing gering is (in 2024 13 miljoen euro), blijft deze heffing verder buiten beschouwing.

Watersysteemheffing

De tarieven van de watersysteemheffing en de wegenheffing komen tot stand door de kosten die waterschappen maken voor het watersysteem (onder meer het regelen van het waterpeil, het dijkonderhoud en de kwaliteit van het oppervlaktewater) en voor het wegenonderhoud om te slaan over belanghebbenden. Dit zijn huishoudens (‘ingezetenen’), eigenaren van cultuurgrond (‘ongebouwd’), eigenaren van natuurterreinen (‘natuur’) en eigenaren van gebouwen (‘gebouwd’).

De kosten worden omgeslagen op basis van het uitgangspunt dat de mate van belang bepalend is voor het aandeel in de kosten. In de Waterschapswet is vastgelegd op welke wijze moet worden bepaald hoe groot het belang is van elke categorie. Allereerst wordt het aandeel van ingezetenen bepaald. Dit gebeurt op basis van de bevolkingsdichtheid in het waterschapsgebied. Het aandeel van de overige categorieën wordt vervolgens vastgesteld op basis van hun aandeel in de economische waarde van gebouwen (woz-waarde) en grond. De berekende percentages worden vastgelegd in een kostentoedelingsverordening.

Logischerwijs zou verwacht mogen worden dat in waterschappen waar het belang en daarmee het kostenaandeel van ingezetenen groter is, het belang en kostenaandeel van eigenaren van gebouwen ook groter is. Waar veel huishoudens zijn, zijn immers ook veel eigenaren van gebouwen die hun eigendom graag beschermd zien tegen water. Dat komt echter niet tot uitdrukking in de kostentoedeling. Figuur 17 zet het kostenaandeel van ingezetenen af tegen het kostenaandeel van eigenaren van gebouwen. De rode lijn laat zien dat er een negatief verband is: hoe hoger het kostenaandeel van ingezetenen, hoe lager het kostenaandeel van gebouwd.[i] Dit is een gevolg van de gevolgde methode om kosten toe te delen. Hier is dus sprake van een weeffout in de Waterschapswet.

Figuur 17 Verband tussen kostenaandeel van ingezetenen en van gebouwd in 2024

De Waterschapswet legt niet alleen een verband tussen belang en betaling, maar ook tussen belang en zeggenschap. Dit uitgangspunt staat bekend als de trits ‘belang, betaling, zeggenschap’. Het is echter in de praktijk niet zo dat wie meer betaalt ook meer te zeggen krijgt. In de huidige Waterschapswet worden voor betaling namelijk andere belangencategorieën onderscheiden dan voor zeggenschap. Voor betaling zijn dit ingezetenen, gebouwd, ongebouwd en natuur. Voor zeggenschap zijn dit ingezetenen, bedrijven, ongebouwd en natuur. Huiseigenaren hebben dus geen afzonderlijke vertegenwoordiging in het waterschapsbestuur. De wetgever is ervan uitgegaan dat hun belangen worden behartigd door de vertegenwoordigers van de ingezetenen. Huiseigenaren betalen echter wel het grootste aandeel in de kosten.

Voorstellen nieuw belastingstelsel waterschappen

In maart 2024 bespreekt de Tweede Kamer een voorstel tot wijziging van onder meer de Waterschapswet. De aanleiding is onder meer een onderzoek van de OECD uit 2014. De OECD heeft onderzoek gedaan naar het Nederlandse waterbeheer. Daarbij is onder meer de financiering tegen het licht gehouden. De conclusie was dat het waterbeheer in Nederland goed is geregeld en dat de financiering robuust is, maar dat op lange termijn verbeteringen nodig zijn.[ii]

Huishoudens kunnen vooral te maken krijgen met wijzigingen met betrekking tot de watersysteemheffing.[iii] Het bepalen van het kostenaandeel van iedere categorie gaat in het voorstel in twee stappen. In een eerste stap worden zogenaamde startpunten voor de kostenverdeling bepaald.

Het startpunt voor het kostenaandeel van ingezetenen blijft, zoals nu ook het geval is, afhankelijk van de bevolkingsdichtheid. Hier mogen waterschappen, zoals nu ook al het geval is, 10 procentpunt vanaf wijken. Daar moet in het voorstel een motivatie voor worden gegeven op basis van gebiedskenmerken.

Het startpunt voor het kostenaandeel van de overige belangencategorieën (gebouwd, ongebouwd en natuur) wordt vastgesteld nadat het kostenaandeel van ingezetenen is bepaald. Volgens het voorstel worden deze afhankelijk van de het aantal hectaren natuur- en andere grond per 1.000 inwoners.[iv] De categorie gebouwd (vooral huiseigenaren) betaalt het overige deel van de kosten. Vervolgens mogen waterschappen gemotiveerd 25 procent (dus niet procentpunt) naar boven en naar beneden afwijken van de percentages die zo worden berekend.[v]

Een andere wijziging is dat waterschappen bij de heffing gebouwd tariefdifferentiatie moeten gaan toepassen tussen woningen en niet-woningen. Eigenaren van woningen en van niet-woningen betalen nu hetzelfde tarief voor de heffing gebouwd. De waarde van woningen stijgt echter al jaren sterker dan die van niet-woningen.[vi] Woningeigenaren zijn daarom een groter deel van de kosten van het watersysteem- en wegenbeheer gaan betalen ten gunste van eigenaren van niet-woningen. Gemeenten kennen voor de ozb al jaren tariefdifferentiatie tussen woningen en niet-woningen. Daar is de differentiatie echter niet verplicht.

Kostenverschillen tussen waterschappen

De kosten van waterbeheer verschillen in Nederland. In de laaggelegen delen van het land moet bijvoorbeeld veel meer worden gedaan om droge voeten te houden dan in delen van het land die niet onder zeeniveau liggen. De kostenverschillen van gemeenten en provincies worden (deels) gecompenseerd doordat deze overheidslagen een verevenende algemene uitkering ontvangen (uit het gemeentefonds en het provinciefonds). Er bestaat echter geen waterschapsfonds dat kostenverschillen tussen waterschappen verevent. Waterschappen dekken hun kosten grotendeels met opbrengsten uit waterschapsheffingen. Hogere kosten betekenen dus ook hogere tarieven.

Waterschapstarieven in deze atlas

In deze atlas geven we de tarieven weer voor de zuiveringsheffing, en het bedrag dat ingezetenen en huiseigenaren betalen voor de watersysteemheffing en de wegenheffing tezamen. Waterschappen kunnen het tarief van de heffing gebouwd binnen hun beheersgebied differentiëren. In die gevallen wordt hier het gewogen gemiddelde gehanteerd, gewogen naar de totale waarde van het onroerend goed. Op de kaarten zijn, om de oriëntatie te vergemakkelijken, ook de gemeentegrenzen ingetekend.

Naar de kaarten

Terug naar overzicht


[i] De correlatiecoëfficiënt is 69 procent. Het verband is significant (t=-4,1). Als het kostenaandeel van ingezetenen 1 procentpunt hoger is, dan is het kostenaandeel van gebouwd 1,2 procentpunt lager.

[ii] OECD, 2014, Water Governance in the Netherlands: Fit for the future?, OECD Studies on Water, OECD publishing.

[iii] Zie Kamerstukken II 2022/23, 36,412 nr. 3, blz. 8-13.

[iv] De kostenaandelen worden in een eerste stap bepaald via een formule. Voor natuurterreinen is dit 0,0000224*(aantal hectare natuurterrein per 1000 inwoners0,1938609), voor ongebouwd 0,0030799*(aantal hectare ongebouwde grond per 1000 inwoners0,7349953).

[v] De eerste twee jaar mag dit 30 procent zijn om te voorkomen dat er grote veranderingen optreden door de wetswijziging.

[vi] Zie ‘De ontwikkeling van ozb-tarieven’ in het algemene deel aan het begin van dit rapport.

53 Tarief zuiveringsheffing

Algemeen

Het zuiveren van het Nederlandse afvalwater dat op de riolering wordt geloosd is met ingang van 2000 de exclusieve verantwoordelijkheid van de waterschappen. De waterschappen beheren in totaal ongeveer 315 zuiveringsinstallaties.[i]

Tarieven

Waterschappen bekostigen de afvalwaterzuivering via een zuiveringsheffing die wordt opgebracht door huishoudens en bedrijven binnen hun beheersgebied. De grondslag wordt gevormd door het aantal vervuilingseenheden. Meerpersoonshuishoudens worden aangeslagen voor drie vervuilingseenheden, alleenwonenden voor één. Voor meerpersoonshuishoudens varieert het tarief van 167 euro in waterschap Aa en Maas tot 318 euro in Delfland. Het gewogen gemiddelde bedraagt 230 euro.[ii] Dit is 13,4 procent hoger dan vorig jaar (27,17 euro).

Kwijtschelding

Tot 2016 was het in alle waterschappen mogelijk kwijtschelding aan te vragen voor zowel de zuiveringsheffing als de ingezetenenheffing. Vanaf 2017 is in Delfland en in Schieland en de Krimpenerwaard geen kwijtschelding meer mogelijk voor de zuiveringsheffing. Voor waterschappen gelden bij kwijtschelding dezelfde voorwaarden als voor gemeenten (zie de tekst bij kaart 37 en 38). Alle waterschappen hanteren een kwijtscheldingsnorm van 100 procent. Dat is dit jaar voor het eerst, tot en met 2023 hanteerde De Dommel een minder ruimhartige kwijtscheldingsnorm van 95 procent.

 

Volgende

Vorige

Terug naar overzicht

 

[i] Unie van Waterschappen, Waterschapspeil 2022. ’s-Gravenhage: Unie van waterschappen, blz. 42.

[ii] Gewogen naar het aantal vervuilingseenheden van huishoudens.

Watersysteem- en wegenheffing

In dit tabblad vindt u alle kaarten met betrekking tot de watersysteem- en wegenheffing en een beschrijving.

De legenda staat niet standaard in beeld. Deze kunt u zien door linksboven op “>>”te klikken. Links bovenin staan ook de knoppen waarmee u kunt in- en uitzoomen. Als u op een gemeente klikt verschijnt een pop-up met de gemeentenaam en de voor die gemeente geldende waarde (bijvoorbeeld het bedrag, de hoogte van de mutatie of het tariefsysteem) voor de betreffende kaart.

De uitgangpunten en berekeningswijzen staan beschreven in de verantwoording.

Indien u geïnteresseerd bent in een berekening van de lasten voor een specifiek huishouden in een specifieke gemeente, kan dit via de Lokale lasten calculator.

Totale waterschapslasten

In dit tabblad vindt u alle kaarten met betrekking tot totale waterschapslasten en een beschrijving.

De legenda staat niet standaard in beeld. Deze kunt u zien door linksboven op “>>”te klikken. Hierdoor verschijnt de legenda. Links bovenin staan ook de knoppen waarmee u kunt in- en uitzoomen. Als u op een gemeente klikt verschijnt een pop-up met de gemeentenaam en de voor die gemeente geldende waarde (bijvoorbeeld het bedrag, de hoogte van de mutatie of het tariefsysteem) voor de betreffende kaart.

Onder de kaart en de tekst vindt u bij veel kaarten nog een figuur met een rode lijn. In deze figuur zijn alle gemeenten gerangschikt van laagste naar hoogste waarde.

De uitgangpunten en berekeningswijzen staan beschreven in de verantwoording.

Indien u geïnteresseerd bent in een berekening van de lasten voor een specifiek huishouden in een specifieke gemeente, kan dit via de Lokale lasten calculator, die u kunt vinden onder het tabblad ‘Wat betaal ik waar?’ op onze website.