In Nederland hebben we een afzonderlijke bestuurslaag voor het waterbeheer: de waterschappen (ook wel wetterskip en hoogheemraadschap). Hun grenzen vallen niet altijd samen met gemeente- of provinciegrenzen, doordat ze samenhangen met waterstaatkundige eenheden. Waterschappen zorgen voor het keren van zee- en rivierwater, regelen het waterpeil, zorgen voor de kwaliteit van het oppervlaktewater en zijn belast met (afval)waterzuivering. Enkele waterschappen beheren daarnaast een deel van het wegennet.
De afgelopen decennia nam het aantal waterschappen gestaag af. In 1995 waren er 89 waterschappen, sinds 2015 zijn er nog 21.
De waterschappen kennen verschillende heffingen om hun taken te bekostigen. Met de watersysteemheffing worden de waterkering (het dijkonderhoud), de waterbeheersing (de waterhoeveelheid in sloten en plassen), het waterkwaliteitsbeheer (kwaliteit van oppervlaktewateren) en in één waterschap (Scheldestromen) ook het wegenbeheer bekostigd. De overige vier waterschappen met een wegentaak bekostigen het wegenonderhoud via een afzonderlijke wegenheffing. Met de zuiveringsheffing wordt de afvalwaterzuivering bekostigd. Al deze belastingen worden opgelegd op basis van de Waterschapswet.
Op basis van de Waterwet (artikel 7.2) kunnen waterschappen daarnaast een verontreinigingsheffing opleggen aan ‘directe lozers’; woningen of bedrijven die rechtstreeks lozen op het oppervlaktewater. Het tarief en tariefsysteem zijn gelijk aan die bij de zuiveringsheffing. Omdat de opbrengst uit de verontreinigingsheffing gering is (in 2025 14 miljoen euro), blijft deze heffing verder buiten beschouwing.
De tarieven van de watersysteemheffing en de wegenheffing komen tot stand door de kosten die waterschappen maken voor het watersysteem (onder meer het regelen van het waterpeil, het dijkonderhoud en de kwaliteit van het oppervlaktewater) en voor het wegenonderhoud om te slaan over belanghebbenden. Dit zijn huishoudens (‘ingezetenen’), eigenaren van cultuurgrond (‘ongebouwd’), eigenaren van natuurterreinen (‘natuur’) en eigenaren van gebouwen (‘gebouwd’).
De kosten worden omgeslagen op basis van het uitgangspunt dat de mate van belang bepalend is voor het aandeel in de kosten. In de Waterschapswet is vastgelegd op welke wijze moet worden bepaald hoe groot het belang is van elke categorie. Allereerst wordt het aandeel van ingezetenen bepaald. Dit gebeurt op basis van de bevolkingsdichtheid in het waterschapsgebied. Het aandeel van de overige categorieën wordt vervolgens vastgesteld op basis van hun aandeel in de economische waarde van gebouwen (woz-waarde) en grond. De berekende percentages worden vastgelegd in een kostentoedelingsverordening.
Logischerwijs zou verwacht mogen worden dat in waterschappen waar het belang en daarmee het kostenaandeel van ingezetenen groter is, het belang en kostenaandeel van eigenaren van gebouwen ook groter is. Waar veel huishoudens zijn, zijn immers ook veel eigenaren van gebouwen die hun eigendom graag beschermd zien tegen water. Dat komt echter niet tot uitdrukking in de kostentoedeling. Figuur 17 zet het kostenaandeel van ingezetenen af tegen het kostenaandeel van eigenaren van gebouwen. De rode lijn laat zien dat er een negatief verband is: hoe hoger het kostenaandeel van ingezetenen, hoe lager het kostenaandeel van gebouwd. Dit is een gevolg van de gevolgde methode om kosten toe te delen. Hier is dus sprake van een weeffout in de Waterschapswet.
Figuur 17 Verband tussen kostenaandeel van ingezetenen en van gebouwd in 2025
De Waterschapswet legt niet alleen een verband tussen belang en betaling, maar ook tussen belang en zeggenschap. Dit uitgangspunt staat bekend als de trits ‘belang, betaling, zeggenschap’. Het is echter in de praktijk niet zo dat wie meer betaalt ook meer te zeggen krijgt. In de huidige Waterschapswet worden voor betaling namelijk andere belangencategorieën onderscheiden dan voor zeggenschap. Voor betaling zijn dit ingezetenen, gebouwd, ongebouwd en natuur. Voor zeggenschap zijn dit ingezetenen, bedrijven, ongebouwd en natuur. Huiseigenaren hebben dus geen afzonderlijke vertegenwoordiging in het waterschapsbestuur. De wetgever is ervan uitgegaan dat hun belangen worden behartigd door de vertegenwoordigers van de ingezetenen. Huiseigenaren betalen echter wel het grootste aandeel in de kosten.
Op 4 februari 2025 heeft de Eerste Kamer een voorstel tot wijziging van de Waterschapswet aangenomen. De aanleiding tot de aanpassing van de Waterschapswet is onder meer een onderzoek van de OECD uit 2014. De OECD heeft onderzoek gedaan naar het Nederlandse waterbeheer. De conclusie was dat het waterbeheer in Nederland goed is geregeld en dat de financiering robuust is, maar dat op lange termijn verbeteringen nodig zijn.[i]
Voor huishoudens zijn vooral de veranderingen met betrekking tot de watersysteemheffing relevant.[ii] Allereerst gaat de manier waarop kosten verdeeld worden tussen de belastingcategorieën veranderen. Het bepalen van het kostenaandeel van iedere categorie gaat voortaan in twee stappen. In een eerste stap worden zogenaamde startpunten voor de kostenverdeling bepaald. Het startpunt voor het kostenaandeel van ingezetenen blijft afhankelijk van de bevolkingsdichtheid. Hier mogen waterschappen, zoals nu ook al het geval is, 10 procentpunt van afwijken. Daar moet dan wel een motivatie voor worden gegeven. Deze moet zijn gebaseerd op gebiedskenmerken. Voorbeelden van gebiedskenmerken waar rekening mee zou kunnen worden gehouden zijn “de mate van agrarische bedrijvigheid, diensten die agrariërs en natuurterreinbe-heerders aan de waterschappen leveren, bijvoorbeeld in de vorm van bijdragen in natura (zoals maaien en baggeren) en de mate van verstedelijking (veel inwoners op een relatief klein oppervlak gebouwd).”[iii]
Het startpunt voor het kostenaandeel van de overige belangencategorieën (gebouwd, ongebouwd en natuur) wordt vastgesteld nadat het kostenaandeel van ingezetenen is bepaald. Deze worden afhankelijk van het aantal hectaren natuur- en andere grond per 1.000 inwoners.[iv] De categorie gebouwd (vooral huiseigenaren) betaalt het overige deel van de kosten. Vervolgens mogen waterschappen gemotiveerd 25 procent (dus niet procentpunt) naar boven en naar beneden afwijken van de percentages die zo worden berekend.[v] De eerste twee jaar mag deze afwijking nog 30 procent zijn zodat het mogelijk is om geleidelijk naar de nieuwe kostentoedeling toe te groeien.
Een tweede wijziging die relevant is voor huishoudens is dat waterschappen bij de heffing gebouwd tariefdifferentiatie moeten gaan toepassen tussen woningen en niet-woningen. Eigenaren van woningen en van niet-woningen betalen tot nu toe hetzelfde tarief voor de heffing gebouwd. De waarde van woningen stijgt echter al jaren sterker dan die van niet-woningen.[vi] Woningeigenaren zijn daarom een groter deel van de kosten van het watersysteem- en wegenbeheer gaan betalen ten gunste van eigenaren van niet-woningen. Gemeenten kennen voor de ozb al jaren tariefdifferentiatie tussen woningen en niet-woningen. Daar is de differentiatie echter niet verplicht.
De kosten van waterbeheer verschillen in Nederland. In de laaggelegen delen van het land moet bijvoorbeeld veel meer worden gedaan om droge voeten te houden dan in delen van het land die niet onder zeeniveau liggen. De kostenverschillen van gemeenten en provincies worden (deels) gecompenseerd doordat deze overheidslagen een verevenende algemene uitkering ontvangen (uit het gemeentefonds en het provinciefonds). Er bestaat echter geen waterschapsfonds dat kostenverschillen tussen waterschappen verevent. Waterschappen dekken hun kosten grotendeels met opbrengsten uit waterschapsheffingen. Hogere kosten betekenen dus ook hogere tarieven.
In deze atlas geven we de tarieven weer voor de zuiveringsheffing en het bedrag dat ingezetenen en huiseigenaren betalen voor de watersysteemheffing en de wegenheffing tezamen. Waterschappen kunnen het tarief van de heffing gebouwd binnen hun beheersgebied differentiëren. In die gevallen wordt het gewogen gemiddelde gehanteerd, gewogen naar de totale waarde van het onroerend goed. Op de kaarten zijn, om de oriëntatie te vergemakkelijken, ook de gemeentegrenzen ingetekend (dunne zwarte lijnen).
[i] OECD, 2014, Water Governance in the Netherlands: Fit for the future?, OECS Studies on Water, OECD publishing.
[ii] Zie Kamerstukken II 2022/23, 36,412 nr. 3, blz. 8-13.
[iii] Wijziging van de Waterschapswet, de Waterwet en de Algemene wet bestuursrecht in verband met het versterken van de toepassing van het profijtbeginsel bij de watersysteemheffing, het geven van ruimte aan nieuwe ontwikkelingen en het oplossen van enkele knelpunten, Memorie van Toelichting, Tweede Kamer, vergaderjaar 2022–2023, 36 412, nr. 3, blz. 10.
[iv] De kostenaandelen worden in een eerste stap bepaald via een formule. Voor natuurterreinen is dit 0,0000224*(aantal hectare natuurterrein per 1000 inwoners0,1938609), voor ongebouwd 0,0030799*(aantal hectare ongebouwde grond per 1000 inwoners0,7349953).
[v] De eerste twee jaar mag dit 30 procent zijn om te voorkomen dat er grote veranderingen optreden door de wetswijziging.
[vi] Zie ‘De ontwikkeling van ozb-tarieven’ in het algemene deel aan het begin van dit rapport.
In dit tabblad vindt u alle kaarten met betrekking tot de zuiveringsheffing en een beschrijving.
De legenda staat niet standaard in beeld. Deze kunt u zien door linksboven op “>>”te klikken. Links bovenin staan ook de knoppen waarmee u kunt in- en uitzoomen. Als u op een gemeente klikt verschijnt een pop-up met de gemeentenaam en de voor die gemeente geldende waarde (bijvoorbeeld het bedrag, de hoogte van de mutatie of het tariefsysteem) voor de betreffende kaart.
De uitgangpunten en berekeningswijzen staan beschreven in de verantwoording.
Indien u geïnteresseerd bent in een berekening van de lasten voor een specifiek huishouden in een specifieke gemeente, kan dit via de Lokale lasten calculator.
In dit tabblad vindt u alle kaarten met betrekking tot de watersysteem- en wegenheffing en een beschrijving.
De legenda staat niet standaard in beeld. Deze kunt u zien door linksboven op “>>”te klikken. Links bovenin staan ook de knoppen waarmee u kunt in- en uitzoomen. Als u op een gemeente klikt verschijnt een pop-up met de gemeentenaam en de voor die gemeente geldende waarde (bijvoorbeeld het bedrag, de hoogte van de mutatie of het tariefsysteem) voor de betreffende kaart.
De uitgangpunten en berekeningswijzen staan beschreven in de Verantwoording.
Indien u geïnteresseerd bent in een berekening van de lasten voor een specifiek huishouden in een specifieke gemeente, kan dit via de Lokale lasten calculator.
Huishoudens in Edam-Volendam en Wormerland betalen minder aan het waterschap doordat zij geen wegenheffing meer betalen. Het waterschap heeft het wegenbeheer overgedragen aan de gemeenten en maakt dus geen kosten meer voor wegenbeheer binnen deze gemeenten. De lasten voor huishoudens met een koopwoning dalen daardoor gemiddeld 2,1 procent (11,53 euro).
In de rest van Nederland dalen de waterschapslasten voor eigenaar-bewoners niet. De kleinste stijging vinden we in Hunze en Aa's (3,2 procent, 13 euro) De zuiveringsheffing stijgt in dit waterschap 3,7 procent, de ingezetenenheffing stijgt 3,4 procent en de heffing gebouwd stijgt 1,7 procent (gecorrigeerd voor de ontwikkeling van de woz-waarde).
De waterschapslasten voor huishoudens met een koopwoning stijgen met 19,0 procent (108 euro) het sterkst in het deel van Hollands Noorderkwartier waar het waterschap nog wel wegen onderhoudt (de gemeenten Landsmeer, Purmerend en Waterland).[i] De zuiveringsheffing stijgt 12,5 procent, de ingezetenenheffing 13,8 procent en de heffing gebouwd 29,9 procent. Bij de ingezetenenheffing en de heffing gebouwd stijgen vooral de tarieven van de wegenheffing sterk (respectievelijk 34 en 93 procent (dit laatste is gecorrigeerd voor de ontwikkeling van de woz-waarde)). In het gebied waar het waterschap geen wegen onderhoud is de stijging 12,4 procent (58 euro).
Naar algemene tekst over totale decentrale lasten
[i] Landsmeer heeft per 1 maart 2025 het wegenbeheer overgenomen van het waterschap. Dit jaar heft het waterschap nog welwegenheffing in Landsmeer, maar de opbrengst die is betaald door inwoners van Landsmeer wordt doorgesluisd naar de gemeente.